Die Geologie, die Schatzkammer von Génelard.

Es sind die Spuren der Bodenausbeutung in Génelard. Der Reichtum des Bodens hat im Laufe der Jahrhunderte zur Schaffung von lokalen Arbeitsplätzen und zur wirtschaftlichen Entwicklung beigetragen. Diese Aktivitäten wurden durch den Bau des Kanals verstärkt, weil er den Handel von Produkten beförderte. Die Steinbrüche und Bergwerksgruben waren über Schmalspurbahnen mit den Kais am Kanal verbunden. Die Waggons transportierten das Material direkt bis zu den Lastkähnen.

Es wurden Schächte gegraben und Bergwerksstollen in die Erde getrieben:

– Eisenerz wurde in den Schmieden im Ort und später in den Gießereien von Creusot verwendet (zeitweise wurde es oberirdisch abgebaut)

– Kohle wurde ab 1800, insbesondere von 1884 bis 1924 in Bonin Bonnot, von der Compagnie des Mines de Perrecy gefördert. Der Schacht Saint Joseph ist komplett verschwunden, aber man findet noch heute Spuren der Schienen in der Landschaft, die einst Civry mit dem Kanal verbanden.

Aus den offenen Steinbrüchen:

– wurden Mergel und anderes Gestein;

– und Kalk für den Bau gewonnen:

+ in Form von „blauen“ Bruchsteinen in den Mauern vieler Gebäude, darunter die Kirche von Génelard, oder in den Schutzmauern um die Felder herum;

* oder nach Umwandlung in Kalk;

* der Steinbruch Grands Champs in Laugère füllte damals 4 bis 5 Lastkähne pro Monat;

* und Ton gefördert, der in die Ziegeleien ging (siehe andere Tafel zum Kai).

1865 bekam ein Steinhauer 3 Francs pro Meter, das entsprach 10 Kilo groben Brotes damals oder 7 Euro heute. Ein Meter Vortrieb bedeutete 21 Schubkarren und zwei Tage Arbeit.

In Génelard ist die Geologie komplex und reich.

Vor 190 Millionen Jahren… bedeckte ein ruhiges, flaches Meer die Region. Viele Muschelschalen liegen auf dem Grund. Das sind gekrümmte Gryphäen. Man findet sie heute in Form von Fossilien, eingebettet in die „blauen Steine“ von Génelard (siehe auch das Begleitmaterial unten).

Zeichnung: J.C. Notet

Ze komen voort uit de bodem van Génelard. Deze bodemschatten hebben door de eeuwen heen bijgedragen aan het ontstaan van nieuwe activiteiten en de economische ontwikkeling van de gemeente. De aanleg van het kanaal was een extra stimulans voor deze activiteiten doordat de handel werd vergemakkelijkt. De groeven en mijnen waren door middel van smalspoorlijnen verbonden met de kades van het kanaal. Wagonnetjes vervoerden zo de goederen tot aan de schuiten.

Door middel van mijnschachten en tunnels:

– ijzererts dat werd gebruikt in de lokale smederijen en later in de smeltovens van Le Creusot (in bepaalde periodes werd de ijzererts bovengronds gedolven);

– steenkool, vanaf 1800, met name van 1884 tot 1924 in Bonin Bonnot door de Compagnie des Mines de Perrecy. De mijnschacht Saint Joseph is volledig verdwenen, maar sporen van de spoorlijn die de schacht bij Civry met het kanaal verbond, zijn nog zichtbaar in het landschap.

In bovengrondse mijnen:

– mergel en krijt;

– kalksteen bestemd voor de bouw:

* in de vorm van blokken « blauwe stenen », die terug te vinden zijn in de muren van veel gebouwen, waaronder de kerk van Génelard, en de muurtjes om de weilanden;

* of, na transformatie, in de vorm van kalk;

* de groeve van Grands Champs in Laugère leverde bijvoorbeeld 4 tot 5 bootladingen per

maand;

– klei voor de dakpannenbakkerijen (zie ook het andere bord op de kade).

Een steenbikker verdiende in 1865 3 franc per meter, in die tijd de prijs van 10 kg brood of in huidige valuta 7 euro. Om één meter stenen te bikken waren 21 kruiwagenladingen en twee werkdagen nodig.

Génelard heeft een complexe en rijke geologie.

190 miljoen jaar geleden…

overdekte een rustige en ondiepe zee deze regio. Veel schelpdieren bevolkten de bodem, waaronder de Gryphaea Arcuata. Tegenwoordig zijn ze als fossiel terug te vinden in de « blauwe stenen » van Génelard (zie in de kast hieronder).

Tekening: J.C. Notet