Die Erdarbeiten am Kanal wurden von der Armee in der Umgebung von Paray begonnen. Aber aufgrund der geringen Effizienz, Reibereien mit der Bevölkerung und der allgemeinen Lage wurden die Arbeiten durch private Unternehmen fortgeführt.

Zur gleichen Zeit wurde die Fonderie Royale in Creusot gegründet und zog Arbeiter vom Kanal ab. Da die Gießerei bessere Löhne zahlte, hatte sie keinerlei Schwierigkeiten beim Abwerben.

Zudem gab es nicht ausreichend Arbeitskräfte vor Ort. Dieses sehr ländliche Gebiet war dünn besiedelt. 1751 gab es lediglich 71 Familienoberhäupter in Génelard, darunter 23 Arbeiter, 4 Gastwirte, 1 Ziegelbrenner.

Es kamen also mit den Unternehmen aus der Auvergne, dem Südwesten oder Savoyen zahlreiche „Pioniere“ in den Ort.

Zu Hochzeiten arbeiteten 280 Personen am Durchstich. Die Unternehmen Langeron (aus Ciry), später dann Santenac führten die Erdarbeiten aus.

Die Mauern und Steinböschungen wurden von Serviat Junior begonnen und später in Regiearbeit unter der Federführung der Verwaltung von Génelard weitergeführt. Die Fertigstellung der Arbeiten wurde schließlich durch das Unternehmen Valentin sichergestellt.

Die Unternehmen mussten dem „Kanalverwalter“ Charles Pic Rechenschaft ablegen, der wiederum dem Bourbince-Inspekteur unterstand, der selbst den Anordnungen eines Ingenieurs Folge leisten musste, der seinerseits seine Anweisungen von Gauthey erhielt.

Emiland-Marie GAUTHEY… (Bauleiter), aus Chalonnes, leitender Ingenieur bei den Etats de Bourgogne. Er hat erst den Verlauf geplant und dann den Bau des Kanals geleitet.

Die Brüder Pierre und Charles de Raguet-Brancion haben das Kanalprojekt 1775 wieder aufleben lassen und zusammen mit Gauthey von 1778 bis 1781 daran gearbeitet.

Mit Arbeitszeiten von 12 bis 14 Stunden pro Tag, mit Schaufeln, Hacken, Pickeln, Schubkarren, Kippwagen und manchmal auch mit Schwarzpulver, das von der Provinzregierung gestellt wurde, haben die Arbeiter den Kanal ausgehoben, den Abraum an den Ufern aufgeschüttet und so dem Kanal seine Form gegeben. Nachdem die Aufschüttungen verfestigt waren, kamen die Maurer mit Kalk, Steinen und Lot und haben die Böschung gepflastert.

Die Baustelle wurde vom Verwalter geleitet, der auch das Material bestellte und mit den Arbeitern abrechnete, die Bauten trassierte, die Auszahlung der Tagelöhner sicherstellte und die Anweisungen ausgab.

Het leger is begonnen met het grondwerk van het kanaal in de omgeving van Paray, maar de lage efficiëntie, de wrijving met de bevolking en de algemene situatie hebben ervoor gezorgd dat ondernemingen het werk voortzetten.

In dezelfde periode bouwt men de Koninklijke Metaalgieterij van de Creusot en de ondernemers hiervan aarzelen niet om arbeiders bij het kanaal te gaan halen. De Metaalgieterij, die meer betaalt, heeft geen enkele moeite om hen te in te huren.

Er zijn bovendien niet voldoende plaatselijke werkkrachten; de bevolking is afgenomen in dit zeer landelijke gebied: in 1751 telt men slechts 71 gezinshoofden in Génelard, onder wie 23 ploegers, 4 herbergiers en 1 pannenbakker.

Vervolgens komen er talrijke “pioniers“, met ondernemers uit de Auvergne, het Zuidwesten of uit Savoie.

Op het belangrijkste bouwterrein werken 280 personen aan de geul; de ondernemers uit Langeron (Ciry) en vervolgens uit Santenac hebben het grondwerk aangelegd.

Serviat cadet is met de muren en het steenzetwerk begonnen, maar die zullen moeten worden voortgezet in eigen beheer, onder het toezicht van de gevolmachtigde van Génelard. De ondernemer Valentin heeft de verantwoordelijkheid over het einde van de werken.

De ondernemers brengen verslag uit aan de “gevolmachtigde van het kanaal“ Charles Pic, die onderbevel van inspecteur “Bourbince“ staat, die op zijn beurt weer onder bevel staat van een ingenieur, geleid door Gauthey.

Emiland-Marie GAUTHEY… (de kunstcoördinator), afkomstig uit Chalon, hoofdingenieur van de Staat van Bourgondië. Hij heeft het traject bestudeerd en vervolgens de aanleg van het kanaal geleid.

De broers Pierre en Charles de Raguet-Brancion hadden het kanaalproject in 1775 weer op gang gebracht, waarbij ze tussen 1778 en 1781 met Gauthey samenwerkten.

Door 12 à 14 uur per dag te werken, en de schop, het houweel, het pikhouweel, de kruiwagen, de stortkar en af en toe het door de Provincie geleverde zwarte poeder te hanteren, hebben ze de geul gegraven, de afgravingen aan de kanten naar bovengebracht en de doorgang van het kanaal gevormd. Na een stabilisatiefase van de aanaardingen, zijn de metselaars, die de flanken hebben geplaveid, tussengekomen met de kalk, de op maat gemaakte stenen, en het schietlood.

Het bouwterrein wordt geleid door de gevolmachtigde, die de rekening opmaakt van de benodigdheden en van de mensen, het werk beschrijft, belast is met de betalingen van de werkdagen en de instructies overbrengt.